Import van Beeld en Klank

 

Alvorens verder te gaan naar het importeren, toch eerst even deze belangrijke tussenstap.
De files die weggeschreven worden in respectievelijk camera en klankrecorder zijn MASTERS. Van deze files moet zo snel mogelijk één (of beter nog meerdere) backup(s) gemaakt worden. Het is best om van tevoren uit te klaren wie hiervoor verantwoordelijk is (zal zijn) en na te denken over de benodigde hardware (computer + schijven). Vaak wordt er van uitgegaan dat de monteur of zijn assistent(en) die taak op zich moet nemen, maar als de weg tussen opnames, in tijd en/of afstand lang is, dan is het meer dan raadzaam om daar al op de set voor te zorgen. Het montage departement zal vermoedelijk zowieso backups maken, maar als het voordien al fout loopt .....

 

Afhankelijk van de beschikbare soft- en hardware, van het aangeleverde materiaal, en van de vereisten voor het eindressultaat zal de monteur het originele material inladen, zonder er iets aan te wijzigen, het materiaal inladen aan een lagere kwaliteit, of beiden. Hoewel wat volgt voornamelijk door het montagedepartement zal beheerd worden is het toch nuttig om te begrijpen hoe de beslissingen tot stand komen. .

Om even een verkeers analogie te maken : je moet het traject Antwerpen - Brussel afleggen. Daar komen meer parameters bij kijken dan je op het eerst zicht zou denken.

  1. keuze van transport : te voet - fiets - openbaar vervoer - motor - auto - helicopter - ... een aantal opties zijn alles behalve voor de hand liggend, maar evengoed een optie, elk met zijn voor en nadelen (zo lijkt een helicopter het snelst te gaan, maar alleen als je vlakbij vertrek en aankomst kan landen, en over een heel groot budget beschikt, ...)
  2. keuze van traject : voor de hand liggende opties : A12 of E19, maar je kan, afhankelijk van het gekozen transportmiddel, ook ander mogelijkheden bedenken
  3. tijdstip : spits, buiten de spits, nacht, .... zal een invloed hebben op zowel traject als transport keuze. Auto of motor zullen 's nachts ongeveer even snel zijn, maar duidelijk verschillend in de ochtendspits :-)
  4. klimatologische invloeden : bij sneeuwval zou openbaar vervoer misschien wel eens de beste optie kunnen zijn
  5. Diverse (budget, bagage, rijbewijs, ...)

Je houdt dus een hele reeks aan combinatiemogelijkheden over, elk bepaald door een bepaalde set parameters. Vaak ook verschillende alternatieve mogelijkheden voor dezelfde set parameters.

Een vergelijkbare "trajectstudie" moet je maken bij het plannen van de postproductie.

  1. captatie (verterkpunt) : wat zijn de technische/kwalitatieve eigenschappen van het opgenomen beeld
      • negatief/digitaal,
      • HD, 2K, 4K, ....

  2. montage : offline/online
      • de "klassieke" interpretatie van "offline montage" : het originele materiaal wordt ingeladen in de montage computer(s) aan een lagere kwaliteit dan de originelen. Voordeel : minder opslagruimte nodig, ook "tragere" computers kunnen het materiaal verwerken (in real time). Nadeel : lagere kwaliteit. Indien nodig kan deze offline montage terug online gemaakt worden (zie verder bij online/offline)

  3. klank montage/mixage :
      • in/met dezelfde montage hard- en software
      • in/met specifieke sound/mixing soft- en hardware

  4. grading : kleurcorrectie
      • in/met dezelfde montage hard- en software
        • met het offline materiaal
        • met het online materiaal
      • in/met specifieke grading soft- en hardware
        • met het offline materiaal
        • met het online materiaal
        • met de High Resolution scan (zie later)

  5. distributiie (aankomst):
      • bioscoop (35mm en/of DCP : zie later)
      • televisie (sd/hd)
      • BRD/DVD
      • internet
      • combinatie van de opties hierboven

 

Synchronisatie

Deze stap is alleen noodzakelijk in een "dual system". Met een aantal mogelijkheden :

  1. gebaseerd op tijdcode : zowel klank als beeldrecorder gebruiken dezelfde, synchrone tijdcode. Daarvoor moeten beide opnametoestellen aan een aantal voorwaaarden voldoen :
      • De toestellen moeten regelmatig ge-jamsynced (kunnen) worden : d.w.z. het ene toestel synchroniseert zich met het andere, zodat beide toestellen op hetzelfde ogenblik exact dezefde tijdcode weergeven/opnemen
      • beide toestellen moeten opnemen in Free Run, ook wel Time of Day (TOD) genoemd (andere optie is Rec Run : de tijdcode loopt enkel tijdens opname, en "staat stil" tussen de opnames in, en dus niet geschikt voor syncing gebaseerd op tijdcode)
      • bij opname op pelicule : bijvoorbeeld Aaton code (link naar Aaton volgt, hun website is "under construction"), waarmee Timecode op de pellicule wordt "geschreven"
  2. gebaseerd op de klap :
      • de monteur gebruikt de visule informatie op de klap (scène, shot en take nummer + mogelijk bjkomende info) om die te matchen aan dezelfde auditieve informatie in de klankfiles (je begrijpt dat het belangrijk is dat die informatie op beide dragers respectievelijk goed leesbaar en goed hoorbaar zijn). Vervolgens gebruikt hij het dichtslaan van die klap om beeld en klank te syncen (met dezelfde opmerking over zichtbaarheid en hoorbaarheid). Tegenwoordig wordt er vaak gebruik gemaakt van een zogenaamde electronische klap : indien ook ge-jamsynced met camera en klankrecorder kan je daarop te actuale tijdcode aflezen die op de ander toestellen gebruikt wordt.
  3. gebaseerd op getuigeklank :
      • getuigeklank is een term die gebruikt wordt voor klank die opgenomen wordt om eventueel in/tijdens de montage gebrukt te worden, maar niet in het eindresultaat. In dit geval zal getuigeklank opgenomen worden met de camera. Later zal software matig die getuigeklank vergeleken worden met de los opgenomen klank en daarmee synchroon gelegd worden (bv. pluraleyes of Ingebouwd in FCPX). Voorwaarde is wel dat de getuigeklank van een acceptabele kwaliteit is.

Vaak zal een combinatie van 2 of zelfs 3 van de bovenstaande systemen gebruikt worden

Montage

De monteur heeft een aantal software opties ter beschiking, de meest gebruikte (professioneel) : Avid, FCP 7 (uitdovend), Premiere, FCPX voor beeld (en eventueel klank) montage, ProTools, Cubase, Audition, Pyramix, voor klankmontage.

Al zijn er heel wat onderlinge verschillen, Onder de motorkap vinden we bij alle systemen de zelfde principes terug : het zijn non-lineaire, virtuele montagesystemen.
Laten we even stilstaan bij die twee termen.

non-lineair : laten we even teruggaan in de tijd en bekijken wat een lineaire videomontage was : de monteur selecteerde een stuk van een shot op de source tape, om dat stuk vervolgens te copiëren naar een ander tape, de record tape, selecteerde vervolgens het volgende stuk, om dat opnieuw te copiëren naar de record tape, na het vorige stuk, vervolgens het derde stuk, ..... M.a.w. de montage begon vorraan, en eindigde aan heteinde van het programma, zonder de mogelijkheid om daar op terug te komen. Montagebelissingen waren lineair. Dit in groot contrast met de hedendaagse non-lineaire montage, waar ten allen tijde, waar dan ook in de montage kan ingegrepen worden.

virtueel : zowel de videomontage zoals hierboven besproken, als de filmmontage "bestonden" de montages fysiek. Dit in tegenstelling met de hedendaagse programma's waar de montage enkel virtueel in het montage proramma bestaat als een database van in en uit punten.

Voor alle duidelijkheid : In programma's als Avid, FCP, Premiere, ProTools, ... heb je altijd twee elementen : enerzijds het beeld en/of klankmateriaal (media) gegroepeerd en georganiseerd op een of meerdere (externe) schijven, en anderzijds de editing data databases die verwijzen naar, en gebruik maken van de media, maar die media niet "bevatten". Meteen ook de reden waarom projecten relatief kleine bestanden zijn.

 

Avid FCP 7
FCP X Premiere

 

Off-line / On line

 

Off-line editing

Zoals reeds gezegd : we spreken van een offline montage indien er gebruik wordt gemaakt van lage-resolutie kopijen van het originele materiaal (in sommige programma's proxy's genoemd). De keuze om al dan niet offline te gaan werken zal van een drietal factoren afhangen :

  1. filesize -> benodigde opslagruimte : Hoeveel GB heb ik nodig per uur materiaal (rushes).
    Met harde schjfruimte die jaar na jaar goedkoper wordt is dat op dit ogenblik minder eeen factor geworden (in 1990 kostte een 4GB schijf nog ongeveer 1000 euro, of 250 €/GB, nu is dat nog ongeveer 100 euro voor 1TB of 0,10 €/GB.

  2. data transfer : hoe groter de filesize, hoe meer data per seconde moet gelezen worden van de schijf, voor de meeste formaten tot HD kom je meestal wel toe met een relatief eenvoudige schijf die je via USB2 of Firewire aan je computer kan hangen, voor formaten als 2K en hoger heb je een RAID nodig (redundant array of independent disks, ook bekend als redundant array of inexpensive disks) die je dan minimaal via UB3, Thunderbolt, Sata of een andere snelle verbinding aan je computer hangt. (enkele voorbeelden van verschillende datarates hier)

  3. compressie : hoe groter de compressie, hoe kleiner de file, en dat is goed voor punten 1 en 2 hierboven, maar zal dan weer meer CPU power van de computer vragen om de files in real time te decompresseren (een van de redenen waarom de overigens uitstekende H264 codec niet geschikt is voor montage)

Ook het bewerken van de beelden in de montage (grading, resizen, layering, ...) zal exponentieel moeilijker worden naarmate filesize en/of compressie toenemen. Je zal dus meer en complexere bewerkingen in real time (dus zonder rendering) kunnen doen als je filesize kleiner, en je comperssie minder is. Die twee laatste spreken mekaar in principe tegen, maar als regel kan je wel stellen dat een lager compressie primeert op een lagere datarate. Zo zal bijvoorbeeld FCP veel vlotter werken met materiaal dat gebruik maakt van de Apple ProRes 422 codec (intra frame codec) dan datzelfde materiaal gecodeerd met de H264 codec (inter/intra frame codec) ook al zal de file in ProRes 4 tot 10 keer groter zijn. (meer uitleg over codecs hier)

Houd er ook rekening mee dat de monteur het grootste deel van de tijd zal werken op een monitor die typisch een resolutie zal hebben van 1920x1080 full frame en zelfs maar +/- eenkwart daarvan op de "werkmonitor" (geïllustreerd hieronder). Een lagere resolutie, die vlotter monteert (minder rendertijd) zal dan ook door de meeste monteurs geprefereerd worden boven een hogere resolutie die een stuk minder vlot monteert.

Zoals reeds gezegd, de meeste moderne computers kunnen zonder al te veel problemen alle formaten tot HD aan. Daaruit ontstaat de volgende paradox. Zoals gezegd, indien we monteren met een lagere reolutie dan de opname, spreken we van een offline montage. In principe zal die gevolgd worden door een online montage (zie verder). Stel nu dat het eindresultaat dezelfde, of een nog lagere kwaliteit moet zijn als die in de montage gebruikt (bv. DVD, internet, of zelfs televisie uitzending) dan hoeven we helemaal geen onlinemontage meer te doen, en kunnen we de montage de facto als online beschouwen.

 

Online editing

We spreken van een online montage wanner we monteren aan/met dezelfde kwaliteit als die waarmee de opnames gebeurd zijn. Dit is uiteraard de eenvoudigste oplossing, als we daardoor niet in de problemen komen met opslagruimte, data transfer of cpu snelheid (zie hierboven).

 

Van Off-Line naar Online

Hier moeten we even terug naar de opsplitsing pellicule/video.

Video :

Zoals reeds gezegd, de media (videofiles) zitten niet echt in het montageprogramma, maar worden door dat programma aangesproken om getoond te worden in een montage, of de browser.
Naast het originele materiaal (in hoge resolutie) zal een kopij gemaakt worden in lage(re) resolutie. Er zal altijd voor gezorgd worden dat er een logisch verband behouden wordt tussen origineel en kopij, bijvoorbeeld door de naam van de file te behouden en het origineel en de kopie in verschillende folders (directories) onder te brengen. Sommige montageprogramma's (o.a. FCPX) nemen die taak uit handen van de monteur en beheren dat zelf.
De monteur zal nu, wanneer nodig, nuttig, of gewenst kunnen beslissen of het programma gebruik maakt van het originel, dan wel van het lage resolutie materiaal.
In de praktijk :

  • disconnect media (of make offline), waardoor de media gedeconnecteerd wordt van het montageproject, en de typische melding "media offline" geeft.
  • om vervolgen te reconnecten met de originele media (die dezelfde naam heeft)

De details van deze operatie verschillen tussen de verschillende montage programma's, maar het principe blijft steeds hetzelfde.
Dit kan zo vaak herhaald woren als nodig, en kan ook van één naar een andere computer bebracht worden, op voorwaarde dat zowel het project als de media ter beschikking is (bijvoorbeeld van een laptop naar een krachtige desktop, of van een standaard machine naar een montage computer met extra video hardware).

Een offline montage zal altijd online gezet worden voor de definitieve export naar tape of disk.

Negatief :

Dit is een ietwat compexer verhaal. We hebben reeds gezien dat er in de montage gebruik wordt gemaakt van een telecinema van het negatief, in lage resolutie (link).

Even terug naar dat negatief : we hebben ook al even aangehaald dat er op dat negatief footagenummers staan :

in dit geval KU 22 9611 1802 en de bijhorende keycode (is dezelfde code, vertaald in barcode). Footage nummers worden al in de pelicule gebrand bij de fabricatie, en worden om de voet (= 20 frames in 35 mm) met één verhoogd (meer info hier). Bij het maken van de telecinema zal de keycode uitgelezen worden, samen met het bijhorende beeld. Die keycode wordt mee weggeschreven in de meta data van de aangemaakte videofile, en indien gewenst door de klant, ook in beeld gebrand (zie voorbeeld hier). Het labo houdt een database (flexfile) bij die het verband weergeeft tussen tijdcode en keycode, en dus tussen videofile en negatief.

Om de volledige kwaliteit van het negatief te gaan benutten moeten we terug naar de bron, het negatief dus. Na de definitieve picture lock (we hebben hier niet dezefde "souplessse" als hierboven bij video) zal de monteur het montageprogramma vragen een EDL te genereren (Edit Decision List). Met deze EDL + de Flexfile kan het labo een cutlist aanmaken (= de timecodes vertaald in footagenummers). Aan de hand van die cutlist worden de gebruikte stukjes negatief terug ingescand, ditmaal aan hoge resolutie : de High Resolution Scan. In tegenstelling tot de telecinema gaat dit niet in real time, maar een heel stuk trager (2 à 6 frames per seconde, afhankelijk van de gewenste kwalteit en van de scanner (info over de Spirt 4K scanner als voorbeeld hier). Die nieuw ingscande stukken worden (automatisch, volgens de EDL) geassembleerd, en vormen zo het Digital Intermediate (ook wel afgekort tot DI)



Digital Intermediate

De DI workflow is meestal gereserveerd voor projecten die origineel op hogere resoluties dan HD zijn opgenomen (2K, 4K, ... ) of, zoals hierboven uitgelegd op hoge resolutie worden ingescand van het originele negatief. Het DI "leeft" in de computer als een sequential image file, dat wil zeggen dat elk frame als een aparte file wordt opgeslagen (meest gebruikte formaten zijn cineon en dpx). Deze files zijn weinig of niet gecompresserd. O.a. daarom wordt het DI niet verwerkt met de klassieke montage programma's (en computers), maar op speciaal daarvoor voorzien workstations. Indien van toepassing worden hieraan de VFX (visual effects) toegevoegd, gaande van eenvoudige titels tot zeer uitgebreide effecten en CGI (computer generated images). Als laatste stap in het DI proces wordt het geheel ge-colorgrade (kleurcorrectie - een voorbeeldje). Daarna kan het DI geëxporteerd worden naar Tape of Disk (voor distributie als video), naar DCP voor vertoning in de bioscoop, of geprint worden op 35mm printfilm, voor "klassieke" filmprojectie.

 

Digital Cinema Package

De DCP is stilaan de standaard geworden voor het vertonen van films in de bioscoop.
Er wordt gebruik gemaakt van een digitale projector en een server voor de weergave van de DCP. De DCP wordt aangeleverd op een harde schijf en vervolgens gecopieerd op een server die de beelden aan de projector levert. Meestal is de DCP digitaal versleuteld, zodat het onmogelijk is om andere kopijen te maken dan op de server waarvoor de DCP bedoeld is. De server biedt de mogelijkheid op playlists te maken. M.a.w. er kunnen meerder DCP's op de server staan (bijvoorbeeld Pub's, Trailers, Films, ...) die op verschillende manieren in verschillende playlists gegroepeerd kunnen worden.

 

35 mm Projectie

De manier waarop tot pakweg het jaar 2000 alle films in de bioscoop vertoond werden. Nog steeds een optie, maar zoals reeds gezegd, meer en meer verdrongen door DCP's (zie hierboven).
Vertrekkende van het DI wordt de film geprint op 35mm filmstock, afhankelijk van de lengte van de film zullen dat 5 à 8 rollen film zijn (2 uur film = 3300 meter film = 6 rollen). Na ontvangst plakt de projectionist de rollen in volgorde aan mekaar op grote op/af-spoeltafels (hieronder links op linker foto en de foto rechts een typische opstelling in de multiplexen van voor de DCP tijd). Vervolgens wordt de film doorheen de projector geleid (uitleg over de projector hier) en dan terug naar de op/af-spoeltafel. De hele constructie is eigenlijk een ingenieus bedacht systeem waarbij de film eigenlijk gespoeld wordt als een gigantische, eindeloze loop : het einde van de film wordt meteen ook terug het begin, terugspoelen is dus niet nodig. Na projectie(s) zal de projectionist de loop terug uit mekaar knippen en terug opsplitsen als de 5 à 8 rollen film die hij bij levering gekregen had.

 

 

Naar deel 1 Naar deel 3